Social innovation: ‘We kunnen het net zo goed zelf doen’ « The Optimist


Magazine Issue: 153 maart/april 2013 2013

Social innovation: ‘We kunnen het net zo goed zelf doen’

Dewi Gigengack
social-innovation_03

De overheid bezuinigt op publieke diensten. Sommigen klagen, anderen staan op en doen het zelf, samen met anderen. Ze maken hun wijk mooier en leggen verbindingen. Welkom in de doe-democratie!  door Dewi Gigengack

Het bewijs heeft hij bij zich: een lidmaatschapspasje van de bibliotheek Rotterdam, vestiging het Oude Westen. Datum: 1 juli 1984. Naam: Abdelkader Benali. ‘Lezen is leven in de verbeelding van de ander’, zegt Benali. Hij is weer even terug in zijn oude wijk. De bibliotheek waar de inmiddels gevierde schrijver als kind zo graag kwam, moest vanwege bezuinigingen eind vorig jaar sluiten, maar actieve buurtbewoners regelden zelf een ruimte, boeken en de inrichting en creëerden samen een nieuwe ontmoetingsplek in hun wijk: de Leeszaal Rotterdam West.

Vanavond, op Gedichtendag, mag Benali de leeszaal openen. In de kleurrijke ruimte – een voormalig Turks badhuis – luistert een al even zo kleurrijk publiek naar voordrachten van lokale dichters. Ze zitten aan de lange leestafels en in comfortabele zithoeken. Kinderen lezen en spelen op versleten Perzische tapijten. Aan de muur hangt een stuk papier met een rooster: maar liefst honderdvijftig vrijwilligers gaan zich inzetten om deze plek tot een succes te maken. Enkele Somalische asielzoekers die net een verblijfsvergunning hebben gekregen, worden gastheer en -vrouw. Op een tafel liggen vijf kranten: drie Nederlandse, een Chinese en een Turkse.

De Leeszaal Rotterdam West is een voorbeeld van hoe mensen zich inzetten voor positieve maatschappelijke verandering. Het is een fenomeen dat steeds vaker voorkomt in Nederland: initiatiefnemers die hun wijk mooier, leefbaarder, veiliger of beter willen maken en die door dat te doen verbindingen leggen tussen mensen, ideeën, middelen en sectoren. Deze ‘veranderaars’ hebben energie, zijn optimistisch en idealistisch en vinden menselijke maat en directe zeggenschap belangrijk.

Er zijn veel benamingen voor deze beweging: de doe-democratie, ‘weconomy’, actief burgerschap, de doe-het-samenmaatschappij, civil society, big society (als tegenhanger van big brother), burgerkracht, ga zo maar door. Feit is dat mensen – sociaal ondernemers of sociaal innovators – de laatste jaren steeds meer dingen zelf zijn gaan doen die voorheen werden gedaan door overheden, welzijnsorganisaties of bedrijven met een maatschappelijke functie. Zo komen er steeds meer bewonerscoöperaties bij die zelf hun energie inkopen, zijn er ouders die op een informele -manier hun kinderopvang regelen en nemen buurtbewoners het beheer van speeltuinen, zwembaden en bibliotheken over.

Maurice Specht is een van de initiatiefnemers van de Leeszaal Rotterdam West. Hij vond het belangrijk dat er een ontmoetingsplek zou zijn in zijn wijk. Na het sluiten van de wijkbibliotheek was een leeszaal een logische optie. Uit gesprekken met buurtbewoners over hoe zo’n plek zou moeten zijn, bleek dat de thema’s ontmoeten, lezen, voorlezen, leren en delen belangrijk waren. De leeszaal voldoet daaraan: je kunt er komen werken, vrijwilligers verzorgen huiswerkbegeleiding, anderen geven taalcursussen en er zijn uiteraard boeken te leen. Er is geen betaal- of registratiesysteem; alles gebeurt op basis van vertrouwen. ‘Vrijwilligers krijgen kennis als vergoeding’, vertelt Specht. ‘Voor de een is dat taalles, voor de ander computerhulp. Het is een uitwisseling van diensten, zonder dat er geld aan te pas komt.’

Specht is behalve actief burger ook ‘expert’: hij is onlangs gepromoveerd op het onderwerp van burgers die zelf actie ondernemen in het publieke domein. Het fenomeen wordt ook wel de ‘derde generatie burgerparticipatie’ genoemd, weet Specht. Het komt voor uit de inspraakcultuur die in de jaren zeventig begon. Begin jaren negentig kwam de ‘interactieve beleidsvorming’ in de mode, waarbij de overheid burgers in een veel vroeger stadium bij plannen ging betrekken. Daarna, vanaf de eeuwwisseling, kwam het initiatief juist steeds meer bij burgers zelf te liggen.

Burgerinitiatieven worden volgens Specht veroorzaakt door onvrede over hoe de overheid dingen regelt, zoals het onderhoud van groen in de wijk, maar ook doordat mensen zijn gaan beseffen dat bepaalde voorzieningen als kinderopvang te zakelijk en afstandelijk zijn geworden. Daarnaast is er minder geld beschikbaar vanuit de overheid en willen mensen niet altijd meer wachten tot een ander het doet, zegt Specht. ‘We kunnen het net zo goed zelf doen,’ verwoordt hij die houding, ‘en misschien zelfs wel beter.’

Bovendien is het leuk om iets zelf te regelen, weet de Rotterdammer uit ervaring. ‘Je bent niet alleen consument, maar ook producent. De vriendschappen, waardering en vaardigheden die je daardoor opdoet, geven betekenis en meerwaarde. En wanneer krijg je nu de kans om zelf restaurantje of energieleveranciertje te spelen?’

Burgerinitiatieven zijn er natuurlijk altijd geweest. Mensen zetten scholen en kerken op. Ze verzorgden hun ouders en harkten het parkje in de buurt aan. Steeds vaker nam de overheid dat werk over. Inmiddels laat ze dat weer langzaam los, of ze maakt er een potje van. Het gevolg: burgers stappen naar voren. Sowieso is hun werk meer zichtbaar dankzij sociale media. Wie nu een oplossing voor betaalbare zorg heeft of een lokale munteenheid wil invoeren, meldt zich niet alleen bij de buren, maar laat ook op internet van zich horen

Volgens Silvia de Ronde Bresser en Gerda Deekens is deze sociale innovatie een trend – een die de overgang aanduidt naar een nieuw soort maatschappij. De Ronde Bresser en Deekens zijn oprichters van Kracht in NL, een coöperatie van sociaal innovatoren – burgers, ondernemers, maar ook ‘ambtenaren die hun nek durven uit te steken’ – die zich met maatschappelijke onderwerpen bezighouden. ‘We zijn een community van doeners’, zegt Deekens. ‘Gedreven veranderaars, die geloven en laten zien dat het anders kan.’ Kracht in NL maakt initiatieven zichtbaar, brengt ze met elkaar in contact, zodat ze van elkaar kunnen leren en lobbyt bij de overheid om ‘het systeem’ zo aan te passen, dat die sociale innovatie ondersteunen in plaats van frustreren.

Dat laatste is nu namelijk dikwijls het geval. Bijvoorbeeld bij ouderparticipatiecrèche De Oase in Utrecht, waar ouders bij toerbeurt de opvang van hun kinderen voor hun rekening nemen. Alles voldoet aan de regelgeving: van brandveiligheid van het gebouw tot EHBO-diploma’s en Verklaring Omtrent het Gedrag. Behalve één ding: de ouders hebben geen diploma voor crèchemedewerker. Het is daarom niet zeker of dit initiatief kan blijven bestaan. ‘We passen niet in de mal van beleidsmakers en controlerende instanties’, constateert Wiesje Monster, een van de oprichters van De Oase. Door star vast te houden aan de regels, schieten die instanties hun doel voorbij: goede kinderopvang. ‘We willen erkenning, want een ouderparticipatiecrèche wérkt,’ zegt Monster, ‘vanwege het eigenaarschap en het gezamenlijke belang dat je hebt voor je eigen kind.’

Het is een misverstand dat actieve burgers terug zouden willen naar een maatschappij waar alles nog kleinschalig en lokaal geregeld werd. Specht: ‘Ze stellen juist grote maatschappelijke thema’s aan de kaak.’ Hoe willen we onze zorg inrichten? Is leefbaarheid een overheidstaak? En hoe zorgen we voor meer buurtzin? Vaak zijn zulke initiatieven een combinatie van het huidige individualisme, moderne technologie en gemeenschapsgevoel. Zoals bij websites die mensen met elkaar in contact brengen om spullen van elkaar te lenen (zoals Peerby.nl), een thuisgekookte maaltijd te delen (Thuisafgehaald.nl) of klusjes voor een ander te doen (WeHelpen.nl). Deekens: ‘Klein is het nieuwe groot. Dat is zeker geen geitenwollensokkenmentaliteit. Het gaat om slim combineren van wat we hebben in plaats van het verspillen van talent, passie, gebouwen of spullen.’

Slim combineren gebeurt ook bij Stadsdorp Zuid, een coöperatie van bijna driehonderd bewoners van de Apollobuurt en Prinses Irenebuurt in Amsterdam. De leden, die gemiddeld 75 jaar zijn, willen zo lang mogelijk actief en gezond blijven en thuis blijven wonen, zonder afhankelijk te worden van schraler wordende zorg en onpersoonlijke dienstverlening. De coöperatie bemiddelt bij thuishulp en wijkverpleging, klusjesmannen en restaurants en traiteurs. Daarnaast worden activiteiten georganiseerd, zoals wandelingen, lezingen en bridgeavonden. Omdat de leden hun medebuurtbewoners steeds beter leren kennen, wordt er ook sneller bij elkaar aangeklopt voor hulp bij computerproblemen, vervoer, boodschappen doen of het verzorgen van planten, post of huisdieren bij afwezigheid. Modern nabuurschap noemen ze dat.

Dankzij een groeiend ledenaantal is Stadsdorp Zuid binnenkort financieel onafhankelijk. Voor andere burgerinitiatieven is dat een uitdaging. Want hoe zorg je ervoor dat iets blijft bestaan als de initiatiefnemer geen tijd meer heeft, of als de subsidie stopt? Daar lopen veel pioniers tegenaan. Nu zijn er zo veel regels en formulieren dat de positieve energie en ondernemingszin van spontante burgeracties vaak doodslaat.

We moeten op zoek naar een nieuw verdienmodel waarin de maatschappelijke en economische waarde van zulke initiatieven wordt meegerekend, vinden De Ronde Bresser en Deekens. Daarnaast stellen ze voor om het systeem van subsidies en fondsen om te gooien en ‘gemeenschapsfondsen’ per thema of wijk in te stellen waarbij bewoners zelf mogen bepalen waar het geld naartoe gaat. Sociale innovatie kan een nieuwe topsector worden in Nederland, denken ze. Bij Kracht in NL zijn nu honderdvijftig initiatieven aangesloten, maar De Ronde Bresser en Deekens verwachten dit jaar een vertienvoudiging van dat aantal.

Een van de risico’s van een maatschappij die steeds meer is georganiseerd volgens het principe van zelforganisatie, is dat lager opgeleide mensen met lage inkomens buiten de boot vallen. Actieve burgers zijn vaak hoger opgeleid, stelt Stijn Verhagen, lector participatie en maatschappelijke ontwikkeling aan de Hogeschool Utrecht. ‘En soort zoekt soort. Groepen die zich goed weten te organiseren en beter weten hoe ze subsidies kunnen krijgen, worden dan sterker.’ Het risico bestaat dat ze zich afsluiten van de maatschappij en geïsoleerd raken. Een gated community noemt hij een ‘extreem’ voorbeeld van -zelforganisatie. ‘In wijken waar sociale initiatieven het meest nodig zijn, wonen vaak de mensen voor wie het het moeilijkst is om maatschappelijke zaken zelf op te pakken’, zegt Verhagen. ‘Zij lopen het gevaar om minder ver te komen.’

‘Er zijn inderdaad mensen die heel moeilijk actief worden en uit hun isolement komen’, beaamt Silvia de Ronde Bresser van Kracht in Nederland. Maar burgerinitiatieven maken dat gat niet groter; eerder kleiner, stelt zij. ‘Want veel initiatieven betrekken die moeilijk bereikbare groepen er juist bij.’ Dat gebeurde bijvoorbeeld in Schiebroek, een wijk in Rotterdam die kampte met criminaliteit, zwerfvuil en verwaarloosd groen. Sinds daar met hulp van woningcorporatie Vestia een stadslandbouwproject is gestart, is de buurt volgens bewoners veiliger geworden en trekken allochtone en autochtone bewoners met elkaar op tijdens het werken in hun moestuinen. Er is sinds kort een buurtrestaurant geopend: Hotspot Hutspot Skibroek, waar kinderen en volwassenen van de oogst gezonde en betaalbare maaltijden maken. Het is een goed voorbeeld van ‘opzoomeren’, het opknappen van je buurt, vernoemd naar de Rotterdamse Opzoomerstraat, waar bewoners in 1989 zelf het initiatief namen om de leefbaarheid in hun soms met lege heroïnespuiten bezaaide straat te verbeteren.

Dat actief burgerschap een goede ontwikkeling is, zullen weinig mensen betwijfelen. Het blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de kans op asociaal gedrag, vandalisme en drugsgebruik kleiner is op plekken met veel ‘sociaal kapitaal’, waar mensen elkaar kennen en vertrouwen. Burgerkracht heeft dus een preventieve werking. Een samenleving waar meer onderling contact is, bespaart ook zorgkosten, bijvoorbeeld als ouderen de buren vragen om een lift naar de dokter en niet de gesubsidieerde taxi bellen. Sociale contacten helpen ook om minder snel ziek, gestresst of depressief te worden, weten psychologen. ‘In plaats van te somberen of te klagen maken actieve burgers vanuit een positieve betrokkenheid hun leefomgeving beter’, vat De Ronde Bresser samen. Die verbeterde omgeving heeft weer een positieve uitwerking op de mens en zo ontstaat een opwaartse spiraal.

Moeten de overheid en publieke instanties – zoals woningcorporaties – actief burgerschap meer gaan stimuleren? Sommigen denken dat dat kan overkomen als een verkapte bezuinigingsmaatregel. Bovendien wordt al veel door mensen zelf gedaan, zoals mantelzorg en vrijwilligerswerk. Verhagen denkt dat het beter is dat professionals zelforganisatie gaan stimuleren door ‘de kracht van mensen te versterken, maar niet het enthousiasme van actieve burgers de kop in te drukken’. Volgens De Ronde Bresser moet de overheid vooral naar zichzelf kijken, bureaucratische belemmeringen wegnemen en ambtenaren ontvankelijker maken voor burgerinitiatieven.

Burgerinitiatieven moeten dus vooral blijven komen van burgers zelf. En die lijken dat ook graag te willen. ‘We beginnen weer te leren anderen om hulp te vragen’, concludeert Maurice Specht. Voor ‘zijn’ leeszaal had hij een dure internetaansluiting kunnen regelen. Maar nee, ze vroegen gewoon aan de bovenbuurman of ze zijn internet mochten gebruiken. Hij was zó enthousiast over het initiatief, dat dat geen probleem was. De hele inrichting van de leeszaal, met uitzondering van de verlichting, is gratis gedoneerd, net als de boeken die nog altijd blijven binnenkomen.

‘Het is mooi om te ontdekken dat je spullen kunt gebruiken om relaties aan te gaan’, zegt Specht. ‘Privébezit krijgt zo een publieke betekenis.’

Foto: Lotte Stekelenburg

Lees meer over innovatie

 0 0 0